Beeldhouwwerk aan de bruggen over den Statensingel ernstig beschadigd

Zooals men weet, is er indertijd (1932 red.), op een gelukkig initiatief van B. en W., aan de bruggen over den nieuwen in den Blijdorppolder gegraven Statensingel, beeldhouwwerk aangebracht van Rotterdamsche beeldhouwers.

Men deed de beelden destijds plaatsen, in de verwachting dat de Rotterdamsche jeugd wel zooveel eerbied voor cultureele zaken zou hebben, dat vernieling er van buitengesloten zou zijn.

De verwachting blijkt te optimistisch te zijn geweest, lezen wij in de “N.R.C.”; de droevige werkelijkheid is, dat verschillende der plastieken thans, na nog slechts korten tijd geplaatst te zijn, op een afschuwelijke wijze zijn gehavend.

Indertijd, toen het Peter Pan-beeld in het Londensche Hydepark beschadigd werd, geschiedde dit als een – weliswaar droevige – demonstratie, doch hier, bij de bruggen over den Statensingel, heeft men te maken met een doellooze en stompzinnige vernieling, die in alle opzichten droevig is.

De vandalen zijn met harde voorwerpen en steenen te werk gegaan. Het ergste is misschien nog wel te zien hoeveel moeite men gehad moet hebben om de beelden te vernielen. Zijn zijn namelijk opgesteld aan den onderrand van den brugboog: pm daarbij te kunnen komen, moet men zich òf zeer ver over de brugleuning buigen, òf ter zijde van de brug door een grasperk loopen, om van de waterzijde de beelden te kunnen bestoken. De vernielingen zijn uitgevoerd door kinderen, die allen al naar school gaan of daar reeds van af zijn.

Het ergste heeft het werk van den beeldhouwer Bolle, aan de brug die aan rioolpompstation Blijdorp ligt, te lijden gehad. Van de alleraardigste en uiterst fijne plastiek Charley Chaplin is het hoofd geheel vernield, terwijl ook het geestige werk Ford, aan de andere zijde van de brug in het gelaar deerlijk gehavend is.

De andere plastieken, die massiever van opzet zijn en die minder uitstekende gedeelten hebben, zijn er beter afgekomen, doch ook hier zijn tal van sporen van de vernielzucht der jeugd op te ontdekken.

uit:
De Sumatra Post
12 september 1934