Een nieuw gebouw en een oude gedenksteen

Het gebouw aan het Oostplein, waarin een bijkantoor van de Spaarbank te Rotterdam en een bijkantoor van de Amsterdamsche Bank huisvesting zullen vinden, is thans zoo goed als gereed.

De gemeente heeft dit bouwwerk, dat ontworpen is door de architecten Van der Heyden en Nieuwenhuyzen, schoonheidseischen gesteld, een op zichzelf prijzenswaardige opvatting, die hier echter min of meer vermakelijk aandoet. Dit gebouw toch, waarvan nu eigenlijk pas de helft tot stand is gekomen, (aanvankelijk zou Schieland zijn nieuwe behuizing in de andere helft vinden, op den hoek van de Admiraliteitskade, maar zooals men weet, is er van dat plan niets gekomen) zonder luxe, eenvoudig en solide, wat men van een bank en een spaarbank dan ook gaarne ziet, niet het minst in den tegenwoordigen tijd, opgetrokken in baksteen en graniet, is de hoeksteen van…. Ja, waarvan? Van het Oostplein zeker niet, vermits er ter plaatse geen plein, maar wel een in de hoogste mate stelsellooze, chaotische plek bestaat die blijkbaar niet waard wordt geacht, tot een plein, tot orde en harmonie te worden omgewerkt.

Ongeveer ter plaatse van het nieuwe gebouw, dat temidden van deze huizenrommel bezwaarlijk volkomen tot zijn recht kan komen, stond vroeger de zogenaamde Oostpoort, die in 1912 gesloopt is. De gedenksteen welke in die ‘poort’ was aangebracht, verhuisde naar het museum van oudheden, en zal thans worden aangebracht in den gevel van het bijkantoor der Amsterdamsche Bank. Het is de burgemeester geweest, die de goede gedachte heeft gehad , dit historische stuk uit de toch wel onmogelijk bekrompen huisvesting van het museum weer te voorschijn en terug te brengen ongeveer naar de plaats waar het zoo vele jaren te zien is geweest.

De directeur van het museum van oudheden, de heer Hoynck van Papendrecht, schrijft in zijn jaarverslag 1912 over deze steen:

“De bekende gedenksteen uit de barrière, die onder den naam van Oostpoort bekend stond, werd bij de slooping van dat gebouw in de maand September naar het museum overgebracht; het is de herinnering aan het verraad van Bossu op 9 april 1572 en het door zijn krijgers aangerichte bloedbad, welke deze steen levendig houdt door het opschrift:

Een grave van Bossu met de Spanyaerts bloetgierich int jaer seventich twee April den 9 dach lanx hier als vrient quam maer scoffierich vermoorden veel borgers met jammerlyck geclach.

Deze steen is in 1613 boven den doorgang in de nieuw gebouwde Oostpoort geplaatst en werd, nadat die in 1836 gesloopt was, den 2den April 1939 overgebracht naar de zooeven genoemde barrière. Hij is in den loop der eeuwen ontelbare maken geverfd, nu wit, dan lichtgrijs, somtijds weer lichtgeel. Door dat herhaaldelijk oververven waren de fraai gebeitelde letters hier en daar geheel onzichtbaar geworden, daarom moesten de schildersgezellen het opschrift telkens over een nieuwe verflaag heen schilderen, zooals bij het afloogen is gebleken. Aan het feit, dat die gezellen het opschrift niet altijd nauwkeurig overnamen, is het ten deele toe te schrijven, dat in sommige plaatsbeschrijvingen en andere geschriften het rijmpje op Bossu met zijn “Spanyards bloetgierich”, zeer verschillend van den oorspronkelijken tekst is weergegeven, zooals b.v. in het Vaderlandsch woordenboek van Jacobus Kok (Amsterdam, 1791) en in het Aardrijkskundig woordenboek van A.J. van der Aa (Gorinchem, 1846) Door verwijdering van de verf is de steen thans weer in zijn oorspronkelijken toestand hersteld. Sommige letters zijn aanéén geschreven.”

Een van de onnauwkeurigheden bij het overschilderen, waarop de directeur hier doelt, is deze, dat men inplaats van het woord LANX (langs), waarvan de x tegen de n aan staat, heeft gelezen “lande”.

uit:
Nieuw Rotterdamsch Courant
12 mei 1922