Het nieuwe Rotterdamsche Sanatorium

Veel geld voor stadsverfraaiing besteden we in Rotterdam niet; de nieuwe wijken zijn da nook zoo saai al seen goed deel der oude. Een uitzondering echter maakt het Westen. Daar althans mist men de benepenheid in den stratenaanleg, welke het Noorden en ook de Proveniersbuurt grootendeels tot een hel van verveling maken. Ruime boulevards, als de Mathenesserlaan en de ’s Gravendijkwal geven de wijk cachet, en ware het niet, dat in de smallere straten de bouwerij alleen in handen der speculatiebouwers was, het Westen werd misschien eenmaal de trots van Rotterdam.

Aan de genoemde hoofdstraten prijken van het beste wat Rotterdam thans als woonhuis-architektuur heeft aan te bieden en wie er eens langs loopt, zal toegeven dat het nog niet van veel beteekenis is. Eén ding springt vooral in ’t oog, n.l. dat behoudens enkele door bekende architekten gebouwde huizen, het meerendeel leelijk is door overlading of slechte verhoudingen. De jonge teekenaars, bij wie de bouwers gewoonlijk belanden, hebben meest te kort gestudeerd om versierzucht te beheerschen, te weinig de goede bouwwerken uit vroeger tijd gecopieerd om de waarde van goede verhoudingen te voelen, terwijl het den bouwers aan lust en kennis ontbreekt, om de eischen van den bouwheer, waar deze de architektuur benadeelen, krachtig te weerstaan.

Van onbetwistbaar goede architektuur is echter het Archiefgebouw, en het daarnaast te verrijzen za; daarin niet onderdoen, al is het van soberder opvatting, als een Ziekenhuis past. Reeds lang werd door de vereeniging, “Rotterdamsche Sanatorium” gepoogd haar tegenwoordige behuizing aan den Westersingel te vervangen door een eigen aan redelijke eischen voldoend gebouw, pogingen welke nu eens door de ongeschiktheid van ’t terrein, dan weer om financieele redenen afsprongen.

Thans echter werd een allergunstigst terrein, aan de Mathenesserlaan hoek Heemraadsweg aangekocht, en de aannemer M. v.d. Spek is reeds begonnen met den bouw der langgewenschte inrichting, naar de plannen van onze stadsgenoor, den architect J. Verheul Dzn. Het gebouw, waarvan de hoofdingang aan den Heemraadsweg is gelegen, bevat in het sousterrain de verschillende dienstvertrekken, de drie hoofdverdiepingen bevatten, behalve vertrekken voor patiënten en verpleegsters, een operatiekamer, chloroformeerkamer, oogspiegelkamer enz., al datgene wat in dergelijke inrichting thans eisch is. Ook een lift is niet vergeten. Op de gedeeltelijke zolderverdieping bevinden zich nog slaapkamers voor het personeel.

De verwarming zal, daar centralisatie daarvan niet gewenscht werd met kachels geschieden. Aan de achterzijde zijn in verband met de ziekenvertrekken, op den tuin uitziende veranda’s geprojekteerd.De gevels worden uitgevoerd in baksteen, met verglaasde steen voor versiering en hardsteen voor afdekstukken, enz.

Het gebouw moet 1 April 1903 worden opgeleverd; de bouwsom bedraagt FL. 46.600,-

uit:
Rotterdamsch Nieuwsblad
20 mei 1902