De Twaalf Provinciën

Dit is het grootste bouwwerk met maar liefst 150 winkels, dat men aan de Hoogstraat wil gaan bouwen. Het is een uniek winkelverzamelgebouw, dat over de Pannenkoekstraat heen reikt van de Botersloot tot de Mariniersweg. Het is daar 84 meter lang en bevat zeven verkoopetages. De Pannekoekstraat wordt over twintig meter overdekt. Dit gebouw, dat ontworpen is door architect H.D. Bakker en dat de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen De Wereldhaven wil gaan uitvoeren, zo gauw als alle toestemmingen verkregen zijn, bevat tal van zeer bijzondere voorzieningen.

Honderd en vijftig winkels komen er dus in dit ene pand aan de Hoogstraat. Iets dergelijks is, bij ons weten, nog nergens vertoond. Het idee om tot deze bouw te komen, is, zoals we al eens berichtten, afkomstig van de heer A. Arkenhout, directeur van De Wereldhaven. Er werd gezocht naar een goede afsluiting van het winkelcentrum, dat deze zelfde maatschappij op het ogenblik bouwt tussen Pannekoekstraat en Botersloot. In dit bouwwerk vond men de oplossing.

Het wordt ongetwijfeld een bouwkundige schepping, die op één lijn gezet kan worden met het Groothandelsgebouw en de Lijnbaan en die Rotterdam nieuwe faam zal verschaffen op het gebied van zijn wederopbouw.

Onmiddelijk aan dit winkelverzamelgebouw verbonden komt een hoge flat aan de Mariniersweg, waarin ruim 100 woningen zijn ondergebracht. Onder deze flat wordt een garage gebouwd. De perspectieftekening geeft met enkele vage lijnen deze hoogbouw aan, die door dezelfde architect en bouwer wordt gezet.

Het winkelverzamelgebouw krijgt een diepte van 17 meter. Een groot deel van de inhoud bevindt zich onder de begane grond. Hier komt allereerst een kinderbewaarplaats, waar moeders hun kinderen even kunnen ‘stallen’ alvorens ze de rondgang beginnen door de verkoopverdiepingen.

Daarboven bevindt zich een stalling voor ongeveer 2.000 fietsen. Links en rechts zijn de verkoopetages met winkels van vier bij vier meter ondergebracht. Daarvoor loopt een 3 meter brede straat. De verkoopetages liggen telkens een drie meter hoger ten opzichte van elkaar; kleine trapjes zorgen voor de verbindingen.

Geheel bovenin komt een groot cafetaria, met keuken, garderobes en toiletten. Op de tussenverdieping wordt hier, aan de Hoogstraatkant, een restaurant ingericht, met in het midden een rond podium, geschikt voor cabaretvoorstellingen e.d.

Aan de zuidkant zal het zonlicht ongehinderd door een glazen wand door ‘t dak kunnen binnenvallen. Dat maakt het mogelijk om het plafond te voorzien van een hangende tuin.

De winkels bevinden zich op de verkoopafdeling als open stands. Op sluitingstijd zullen ze met gevlochten ijzeren hekken gesloten kunnen worden, zodat men er toch nog ‘s avonds zal kunnen wandelen en etalages kijken.

Allerlei problemen, die in een dergelijk verzamelgebouw optreden, zijn opgelost. Er is een eigen vuilverbrandingsoven, waarin des nachts de inhoud van de vuilnisbakken van alle winkels, via stortkokers, tot vrijwel niets kan worden teruggebracht. De winkels kunnen bevoorraad worden via grote liften en met kleine wagentjes op rubberbanden. Ook bestaat er nog de mogelijkheid een roltrap aan te brengen.

De wereldhaven hoopt zo spoedig mogelijk – in Mei wellicht – reeds te beginnen met dit ‘Amerikaans’ aandoend plan te verwezenlijken. Het zal een belangrijke punt worden in de steeds groeiende Hoogstraat, een trekpleister voor dit deel van de binnenstad, dat nu nog wat uit de loop ligt.

uit:
Het Vrije Volk
24 maart 1954

Twaalfprovinciën: zwarte bladzijde in wederopbouw-boek

In het nog ongeschreven boek over Rotterdam wederopbouw staan onder het hoofdstuk 1956 enkele zwarte bladzijden, bladzijden, die als titel dragen: Het Twaalfprovinciënhuis. Zij bevatten de geschiedenis van een groots experiment, dat niet mocht slagen. Zij vertellen van de slapeloze nachten van een aantal winkeliers en marktkooplieden en van de strijd van een bouwer, die exploitant van een winkelgebouw werd. En zij wekken enige aarzeling in de stem van de Rotterdammer, die met gerechtvaardigde trots spreekt over de herbouw van zijn stad.

Het Twaalfprovinciëhuis! Een gebouw, kenmerkend voor de Rotterdamse wederopbouw, die een monument van initiatief, durf, samenwerking en doorzettingsvermogen vormt. Aldus minister Witte bij de opening op 22 september 1955. Een waagstuk, maar wij hopen allen, dat het zal slagen, zei burgemeester Van Walsum iets voorzichtiger. Een aanwinst voor onze stad, schreven de kranten.

Het pakte allemaal anders uit. Al op 24 februari 1956 kwam het bericht dat het gebouw tijdelijk gesloten zou worden. Directeur Arkenhout gaf volmondig toe, dat hij zich had vergist in de aantrekkingskracht, die het gebouw had voor de winkeliers.

En dat was de reden, zo zei hij, dat hij mensen had gelokt, die niet aan de in het begin gestelde eisen voldeden. De inrichting zou worden gereorganiseerd. De directie had haar vertrouwen in het experiment nog in geen enkel opzicht verloren.

Maar het besluit om het gebouw tot september te sluiten en een aantal winkeliers en marktkooplieden wegens wanbetaling de huur op te zeggen, veroorzaakte een verbitterde stemming onder de huurders. De narigheden, die daaruit zijn voortgevloeid, kunnen we gevoeglijk laten rusten. Zij vormen niet het plezierigste deel van deze onverkwikkelijke geschiedenis.

Op 19 maart kwam het tussen de directie van de Twaalf Provinciën en de marktkooplieden, die weigerden het gebouw te verlaten, tot een treffen voor de president van de Rotterdamse rechtbank. “Gaat u nog met elkaar praten”, adviseerde mr. J. van Vollenhoven, “Indien ik een vonnis moet wijzen, is dat voor één der partijen vernietigend.”

Het overleg liep echter op niets uit. En op 18 mei wees de president vonnis in het kort geding: de tien marktkooplieden, die hun bedrijf nog in het pand uitoefenden, moesten op 28 mei hun stands ontruimd hebben en zouden een schadevergoeding krijgen. Waarop de directie mededeelde, dat de N.V. een tekort van enkele tonnen had.

De winkeliers gaven de moed op. Zij besloten het gebouw te verlaten en geen aanspraak meer te maken op een schadevergoeding. De directie ontkende overigens iedere juridische verplichting tot het betalen van schadevergoeding, maar wilde wel in de kosten tegemoetkomen. “Gewetensgeld”, mompelden de winkeliers.

Zover is het echter niet gekomen, want op 22 juli werd de N.V. op verzoek van één der huursters failliet verklaard. “Met deze uitspraak van de rechter sneuvelt het idee, dat het voor een groep middenstanders mogelijk is onder één dak dezelfde service te bieden als een warenhuis”, meende directeur Arkenhout. Het was het einde van de “De Twaalf Provinciën” als winkelstad.

Toen volgden maanden van plannen en speculaties. Geruchten deden de ronde, als zou het gebouw worden verkocht aan een confectiefabriek, aan een groot warenhuis, aan een postorderbedrijf. De eigenaresse van het pand, de N.V. Wereldhaven speelde zelfs met het idee het Twaalfprovinciëhuis te verbouwen tot hotel.

Architect H.D. Bakker, de ontwerper van het gebouw, maakte plannen, die aan de Dienst van Stadsontwikkeling werden voorgelegd. Hij wilde een hotel maken met accomodatie voor 150 tot 330 personen. De N.V. Wereldhaven was bereid de verbouwing – kosten ongeveer een miljoen gulden – te financieren. Een nieuw perspectief, dat vele voorstanders vond. Maar het gemeentebestuur gaf geen toestemming. Een hotel in de Hoogstraat, zo redeneerde men in gemeentelijke kringen, verminkt de gave winkelcentra, die Nieuwe Markt en Hoogstraat moeten vormen.

De heer Arkenhout gaf het niet op. Hij diende een gewijzigd plan in, dat voorzag in een aantal winkels op de begane grond, zodat de Hoogstraat als winkelstraat toch niet zou worden onderbroken door een gebouw van geheel andere allure.

De middenstanders van de Nieuwe Markt, de Pannekoekstraat en de Hoogstraat stonden niet onwelwillend tegenover zijn ideeën. Zij ondervonden iedere dag de nadelige gevolgen van het mislukken van het experiment en voelden meer voor een half ei (een hotel) dan een lege dop (een kaal gebouw).

Maar de gemeentelijke diensten lieten zich niet overtuigen en gaven geen toestemming. De N.V. Wereldhaven was overigens al niet meer van plan eventuele verbouwing zelf te financieren. De hotelplannen konden dus alleen worden verwezenlijkt, als het rijk, in de vorm van een subsidie van de Herstelbank, zou bijspringen. En dat is tot nu toe niet gebeurd.

En zo kwam het laatste bedrijf van dit treurspel. Teleurgesteld door de geringe belangstelling, die men zelfs na het verschijnen van advertenties voor het gebouw toonde, hakte de N.V. Wereldhaven de knoop door. Het café-restaurant Flevo houdt per 1 januari 1957 op te bestaan.En daarmee verdwijnt het laatste leven uit het Twaalfprovinciëhuis, dat met zoveel verwachting werd geopend. Wat zal 1957 brengen?

uit:
Het vrije Volk
31-12-1956